Verdien ik wel genoeg? En wat kan ik in een bepaalde functie verdienen? Er is geen wereldburger die het antwoord op die vragen niet wil weten. In twaalf jaar bouwde Paulien Osse het Nederlandse Loonwijzer uit tot een wereldwijd netwerk dat doorlopend onderzoek doet naar salarissen en arbeidsvoorwaarden. Tot in Zuid-Soedan worden gegevens verzameld en online inzichtelijk gemaakt.

In 2000 vroeg VNU, de uitgever van het carrièreblad Intermediair, aan journalist Paulien Osse, destijds webmanager bij FNV, om eens naar het Salariskompas te kijken. Dat was een webtool waarmee je kon kijken of je wel marktconform verdiende. Osse zag er wel iets in, maar het was veel te beperkt vond ze, eigenlijk alleen leuk voor het Intermediairpubliek. “Het was gemaakt voor hoogopgeleide witte mannen. Ik vond dat ook de crècheleidster die op mijn kinderen paste, moest kunnen kijken wat ze zou moeten verdienen.”

Samen met Kea Tijdens, onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam, startte ze met de Loonwijzer, zodat iedereen kon inschatten wat er zoal verdiend werd in zijn sector en beroep. Later werd het uitgebreid naar de zzp-check waar zelfstandigen kunnen nagaan wat het gebruikelijke uurtarief in hun sector is, gecorrigeerd voor verschillende factoren als ervaring en leeftijd.

Wat in Nederland kon, moest ook werken in het buitenland. Loonwijzer, inmiddels onder de vlag van de stichting WageIndicator, begon met het in kaart brengen van de arbeidsmarkt in andere landen. Dat gaf meteen de gelegenheid om arbeidsomstandigheden en inkomens internationaal te vergelijken.

Gegevens in trek bij de Wereldbank en OESO

Aanvankelijk was er veel scepsis. “Duitse hoogleraren riepen dat het onmogelijk was, want bij hen was het allemaal heel ingewikkeld en niet vergelijkbaar”, herinnert Osse zich. Maar het bleek wel mogelijk. Duitsland heeft inmiddels zijn eigen Lohnspiegel.

In 70 landen gaan wetenschappers, vaak promovendi van de plaatselijke universiteit, op pad met gestandaardiseerde enquêtes. Ze werken voor Wageindicator op contractbasis; data wordt gedeeld.

Een van de grote voordelen van deze werkwijze is dat de gegevens direct afkomstig zijn van de lokale werknemers en werkgevers zelf, en niet, zoals bijvoorbeeld bij het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek, van werkgevers die verplicht een vragenlijst moeten invullen. Die zullen nooit zwart werk opgeven, maar WageIndicator brengt ook de informele economie in kaart. Ook de straatkapper op de hoek wordt naar zijn inkomen gevraagd.

Dat is een van de redenen dat internationale instanties als de Wereldbank en de OESO in de gegevens geïnteresseerd zijn, want in veel Afrikaanse landen en een land als in India onttrekt het grootste deel van de economische activiteit zich aan het zicht van autoriteiten. Ga je af op alleen de officiële cijfers, dan lijkt zo'n economie veel kleiner dan hij in werkelijkheid is en krijg je geen goed beeld van wat mensen werkelijk verdienen.

“Wageindicator levert internationaal geharmoniseerde data voor 70 landen, en misschien belangrijker, niet alleen voor ontwikkelde, maar ook voor minder ontwikkelde landen waar weinig tot geen data beschikbaar is”, zegt Martin Kahanec, directeur van het Central European Labour Studies Institute en regelmatig werkzaam voor zowel de OESO als de Wereldbank.

Idealisme

De erkenning van internationale instituties als de Wereldbank is prettig, een doel op zich is het niet. De kern van WageIndicator is het inzichtelijk maken van salarissen en lokaal arbeidsrecht zodat vakbonden weten waarover ze praten, maar ook dat overheden weten waar ze hun beleid op moeten baseren en werkgevers op de hoogte kunnen blijven van de regels. Een vorm van idealisme is duidelijk ook wat Osse drijft.

“Heel veel landen kennen wel een wettelijk minimumloon, maar vaak is het nooit gepubliceerd. Soms, zoals in Zambia, is het in tien jaar niet veranderd. Door die informatie te publiceren, veranderen er dingen”, ziet Osse. En dus is doelstelling nummer één als ze in een land starten zo snel mogelijk een lokale loonwijzer online te krijgen en het lokale arbeidsrecht in kaart te brengen en te publiceren.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl